Ondanks dat we allemaal liever naar wedstrijden van Ajax kijken, heeft de winterstop ook zo zijn voordelen. Het biedt de gelegenheid om eens wat gedetailleerder naar Ajax te kijken en stil te staan bij de patronen die zichtbaar zijn in hun spel. Allereerst, op verzoek: de aanvalspatronen, met speciale aandacht voor de doeltrap.
De ontwikkeling van de doeltrap
De doeltrap: niet het meest ‘sexy’ onderdeel van voetbal, maar inmiddels heeft dit aspect toch een behoorlijke ontwikkeling doorgemaakt. De veranderingen rondom de doeltrap hebben twee voornaamste oorzaken: de spelregelwijziging en de tactiek van de tegenstander. Allereerst mogen spelers van de balbezittende partij sinds 2019 in het doelgebied staan. Dit zorgt ervoor dat een doeltrap gemakkelijker kort kan worden genomen door de balbezittende ploeg.
Aan de andere kant is het inmiddels bijna standaard dat ploegen 1-op-1 druk zetten rondom de bal bij een doeltrap. Dit komt met name doordat het een relatief ‘gemakkelijk’ moment is om druk te zetten, met een laag risico. Zelfs ploegen die doorgaans ver inzakken, kiezen er vaak voor om dit soort momenten te benutten, omdat de kans op balwinst aanzienlijk aanwezig is. Exacte data hierover ontbreekt, maar gemiddeld heeft een keeper een passnauwkeurigheid van rond de 80%. Bij een lange trap (meer dan 25 meter) daalt dit echter tot ongeveer 30 à 35%. Dit betekent dat het dwingen tot een lange bal zeker kansen biedt, ook voor ploegen die geen specialist zijn in het hoog druk zetten.
Vaak wordt er bij een doeltrap voor gekozen om één van de backs de vrije man te laten worden. Dit komt doordat een bal naar die speler langer onderweg is, waardoor de tegenstander voldoende tijd heeft om zich opnieuw te organiseren.
Een andere trend die we inmiddels allemaal wel hebben gezien, is dat verdedigers de doeltrap nemen. Waarom zou je dat in vredesnaam doen? Eigenlijk is het heel logisch. Op het moment dat de bal naar de zijkant wordt gespeeld, bijvoorbeeld naar een centrale verdediger, wordt het spel automatisch naar één kant gedwongen. Hierdoor zijn de passopties beperkt, mede omdat de centrale verdediger de bal eerst moet controleren. Dit zorgt ervoor dat hij een ‘gesloten’ houding aanneemt, wat betekent dat hij nog maar in één richting kan spelen.

Het grote voordeel van het terugspelen van de bal van een centrale verdediger naar de keeper is dat de keeper hierdoor in een open positie staat en de bal in alle richtingen kan spelen. Dit is vooral effectief als de keeper comfortabel aan de bal is en goed kan herkennen waar de ruimtes liggen. De keeper heeft immers het gehele speelveld voor zich en kan daardoor zelf bepalen waar de ruimtes het meest van nut zijn.

Toch sluiten de verschillende varianten elkaar niet uit. Bij Ajax zie je regelmatig een mix van varianten, inclusief de ‘klassieke’ aanpak waarbij de keeper de bal naar de centrale verdediger speelt. Waarom wordt die klassieke variant nog steeds gebruikt? Dit kan nog altijd voordelen bieden, met name als je inspeelt op een specifiek probleem bij de tegenstander.
Een mooi voorbeeld hiervan is een variant die Ajax gebruikte in de wedstrijd tegen PSV. In dit geval speelde Pasveer de bal direct naar Rensch, die vlakbij gepositioneerd stond en meteen door de tegenstander werd ingesloten. Toch zat er een duidelijk idee achter deze keuze: het openen van de passlijn naar Brobbey. Alle spelers rondom de bal bewogen zodanig dat uiteindelijk de passlijn richting Brobbey vrij kwam te liggen.
Het is een klein detail, maar wel een prachtig voorbeeld van hoe gericht er getraind kan worden. Het laat zien hoe Ajax specifieke patronen en varianten toepast, zelfs bij doeltrappen.


Het meest in het oog springende voorbeeld is natuurlijk de goal van Taylor tegen Feyenoord. Ook dit is een prachtig voorbeeld van een patroon dat meerdere keren door Ajax is getraind voorafgaand aan de wedstrijd. Farioli gaf zelf aan dat het slechts vijf minuten kostte tijdens de training, maar uiteindelijk kan dit wel een goal opleveren.
Die goal zal zelden zo direct zichtbaar de invloed van de doeltrap weergeven als tegen Feyenoord, maar het toont aan dat dit een aspect is waarop zichtbaar wordt getraind en waarin het verschil gemaakt kan worden.


Toch blijf ik één van de mooiste varianten die waarin Taylor de doeltrap nam, in de wedstrijd tegen Slavia Praag. Dit alles gebeurde om er later voor te zorgen dat hij zelf in de ruimte vrij kwam en een tegenstander naar hem toe werd gelokt. Het is iets waar menigeen op voorhand raar van opkijkt, als één van je aanvallende middenvelders een doeltrap neemt.
Wat mij betreft toont dit aan dat Farioli overal over nadenkt en altijd zoekt naar manieren om voordeel te creëren, zelfs met een doeltrap. Het past volledig in de filosofie van Farioli: tegenstanders naar bepaalde ruimtes lokken.

Dit alles tezamen bewijst één ding: in het hedendaagse voetbal is bijna niets meer volledig toeval. Als je je verdiept in het onderwerp doeltrappen, ontdek je talloze patronen (andere interessante is nog het omwisselen van de centrale verdedigers voor een doeltrap tegen Sociaded om een directe lange bal te kunnen spelen), die ik in dit stuk niet allemaal kan uitdiepen. De basis is echter gelegd om te laten zien hoe belangrijk doeltrappen zijn en hoe elke trainer probeert ervoor te zorgen dat de lange bal zo min mogelijk wordt gebruikt. En als deze wel wordt gebruikt, dan gebeurt dat zo efficiënt mogelijk.
Voor Ajax en Farioli geldt dit net zoals voor alle topploegen ter wereld: doeltrappen zijn een getraind en doordacht onderdeel van het spel. Een fascinerend en ingewikkeld onderwerp, zeker voor zo’n klein onderdeel van het spel.
Lok de tegenstanders in de ruimtes
Het is een patroon dat we inmiddels week in week uit zien bij Ajax: een speler die met de voet op de bal gaat staan en wacht tot er druk wordt gezet. Maar waarom zou je willen dat een tegenstander druk op je zet? Het belangrijkste is dat er hierdoor altijd ergens ruimte ontstaat. De kunst is om op het laatste moment een speler van de tegenstander weg te lokken, zodat er elders op het veld ruimte vrijkomt.
Eén van de veelvoorkomende patronen bij dit Ajax is het zoeken naar de back aan de kant tegenover de balkant. Vaak wachten de centrale verdedigers van Ajax, met de bal aan de voet, tot een tegenstander volledig is doorgestapt. Vervolgens spelen ze snel via de ene back (eventueel via een tussenstation) de andere back in.

Een tweede oplossing is dat het lokken van een tegenstander ruimtes creëert in de achterhoede van de tegenstander. Dit zagen we vooral veel terug in de wedstrijden tegen PSV en Feyenoord. Ajax kiest er niet direct voor om de lange bal te spelen, maar wacht tot het moment dat de tegenstander volledig is doorgestapt. Op dat moment ontstaat er een situatie waarin de aanvallers drie tegen drie staan tegenover de verdedigers.
Dat is het ideale moment om de bal direct naar de voorwaartsen te spelen, zodat zij in grote ruimtes tegenover de verdedigers komen te staan.


Het belangrijkste van dit alles, en tegelijkertijd het grootste ontwikkelpunt voor dit Ajax, is het herkennen van waar de ruimtes vallen in het druk zetten van de tegenstander, vooral na een aanpassing. Een kenmerkend voorbeeld was de eerste 15 minuten na rust in de wedstrijd tegen PSV, toen Ajax opeens niet meer onder de druk uitkwam. Dit had puur te maken met een aanpassing van Peter Bosz in de rust, maar de spelers van Ajax waren niet in staat om dit zelf te herkennen.
Dit is een belangrijke voorwaarde om de volgende stappen te zetten in het veldspel van Ajax.
Overload het centrum
Het is inmiddels een vaste gewoonte voor de Ajax-kijkers: de backs van Ajax trekken richting het centrum. Tegelijkertijd is dat centrum al gevuld met de centrale verdedigers, de nummer 6, de twee aanvallende middenvelders en de spits. Toch zien we vrijwel nooit een back van Ajax strak aan de zijlijn staan tijdens de opbouw.
Dit heeft puur te maken met de voordelen van balbezit in het centrum, met name het feit dat de bal altijd alle kanten op gespeeld moet kunnen worden. Peter Bosz heeft al meermaals aangegeven in interviews dat er in zijn ogen geen slechtere pass is dan een verticale pass van de rechtsback naar de rechtsbuiten die langs de lijn staat, of van de linksback naar de linksbuiten. Waarom? Omdat de bal altijd aangenomen moet worden met een tegenstander in de rug, en de beperking van de zijlijn tegelijkertijd een extra obstakel vormt.
Dit probleem probeert Ajax te voorkomen door de backs kort voor de verdediging te posteren.

Tegelijkertijd betekent dit niet dat alleen de buitenspeler aan de zijlijn mag staan. Dit kan gerouleerd worden: soms duikt er wel een back op langs de lijn, of aan de linkerkant zien we geregeld Taylor uitzakken naar de zijkant. Wel altijd onder één voorwaarde: er staat maximaal één speler in de buitenbaan. Dus op het moment dat Taylor uitzakt naar de linkerkant, betekent dit dat de linksbuiten voor zijn neus naar binnen beweegt. Hierdoor trekt hij een speler met zich mee en creëert hij ruimte voor Taylor om naar binnen te komen. Daarnaast komt het ook voor dat de back degene is die in de buitenbaan opduikt. Die biedt dan in eerste instantie ondersteuning aan de buitenspeler, die een actie naar binnen inzet. Zo zagen we Wijndal dit ook doen in in de wedstrijd tegen Almere City.

Deze positionering biedt in de ogen van Farioli twee belangrijke voordelen: je dwingt tegenstanders om keuzes te maken over hoe ze de backs verdedigen, en je staat bij balverlies beter georganiseerd. Tegenstanders hebben twee keuzes om dit te verdedigen: of ze volgen de back, waardoor de passlijn richting de buitenspeler open komt te liggen, of ze houden de passlijn dicht, maar dan komt de back vrij. Mits goed uitgevoerd, klinkt dit dus als een goed plan.
De meeste tegenstanders kiezen er dan voor om het centrum te bewaken en de buitenspeler in een 1-op-1-duel te laten komen. Het is dus absoluut geen toeval dat we de buitenspelers van Ajax zo vaak in 1-op-1 duels zien komen, en dat zowel Godts als Traoré bovenaan het lijstje staan met geslaagde dribbels bij Ajax dit seizoen (respectievelijk 52 en 34).
Wel valt op dat de timing van de buitenspeler ook van groot belang is om op het juiste moment aan te bieden, iets waar zowel Traoré als Godts nog wel stappen in moeten zetten. Met name Traoré herkent niet altijd het juiste moment om te dreigen met een diepteloopactie en zich vervolgens in de voeten aan te bieden.
Daarnaast is er het voordeel bij balverlies. Eigenlijk is het heel simpel: de goal staat in het midden van het veld, dus als je daar meer spelers hebt staan, is de kans groter dat een tegenstander niet direct richting de goal kan komen, zelfs als je de bal verliest. Deze, vrij simpele, gedachte vormt de basis achter de positionering van de backs.
Verticale loopacties vanuit het middenveld
Welk patroon valt op bij alle topteams wereldwijd? Juist, ze vallen aan met een voorste linie van vijf spelers. De manieren waarop teams dit doen, verschillen. Manchester City doet dit door een doorschuivende centrale verdediger, Arsenal met een doorschuivende back, en Liverpool met één controleur en twee aanvallende middenvelders. Ook Ajax valt aan met een linie van vijf, namelijk de drie aanvallers en de twee aanvallende middenvelders. De rol van die twee aanvallende middenvelders is cruciaal in het aanvalsspel van Ajax. Je kunt er inmiddels de klok op gelijk zetten: op het moment dat Sutalo of Henderson de bal krijgt en de tijd heeft om een lange bal te spelen, gaat Taylor, of iemand anders op die positie, de diepte in lopen.
Aan de andere kant geldt hetzelfde wanneer Baas of Henderson de bal heeft. Maar wat heeft dit te maken met het aanvallen met vijf man? Laten we een simpele rekensom maken: veruit de meeste ploegen in de Eredivisie en internationaal verdedigen met een linie van vier achterop. Op het moment dat de aanvallende middenvelders van Ajax een diepteloopactie maken, heeft Ajax daar één aanvaller meer dan de tegenstander verdedigers. Oftewel, één van deze spelers wordt op dat moment niet gedekt, omdat de middenvelders vaak niet op het juiste moment teruglopen, of omdat ze met hun teruglopen de buitenspelval opheffen. Veelal zie je dat teams de ‘veilige’ optie kiezen en de buitenspeler aan de contra-kant (niet de bal kant) vrij laten. Met één lange bal is die dan te bereiken en staat hij 1-op-1 tegenover de back.

Een andere optie is uiteraard dat ze de middenvelder laten lopen, en dan wordt het meteen levensgevaarlijk. Op zulke momenten kan de middenvelder van Ajax, met een goede aanname, meteen richting de goal bewegen en een kans krijgen om te scoren. Een run vanuit het middenveld wordt vaak zo getimed dat deze in de ‘blinde’ vlek van de tegenstander komt, wat men ook wel een ‘backdoor run’ noemt. Dit vereist veel communicatie om op het juiste moment mee te bewegen, en de kans op fouten is dan gigantisch groot.

Bij Ajax hebben we met Kenneth Taylor een specialist in huis voor dit soort loopacties, maar hij wordt helaas nog te vaak niet bediend. Met name Sutalo kiest vaak voor de veilige pass in plaats van de risicovollere directe bal richting Taylor, terwijl Henderson te vaak kiest voor de lange bal op momenten dat de timing nog niet juist is. Toch kan dit een gigantisch wapen zijn, iets wat Henderson eerder bewees samen met Mané in zijn hoogtijdagen bij Liverpool.
Conclusie
Is deze lijst met patronen uitputtend, en heb ik elk detail beschreven? Absoluut niet! Het is slechts het begin, en de meest in het oog springende patronen van het aanvalsspel van Ajax, met speciale aandacht voor de doeltrappen. Het zal zaak zijn om deze patronen verder te perfectioneren om nog meer kansen te creëren in de tweede seizoenshelft.

Geef een reactie